In het kader van het convenant Brabantse Wal is overeengekomen dat Evides de grondwaterwinning te reduceren, daarnaast worden maatregelen in het oppervlaktewatersysteem genomen. Inmiddels is een eerste vermindering van de winnning in 2010 geëffectueerd.

De effecten van deze reductie worden geregistreerd met behulp van automatische drukopnemers. Hiermee wordt ieder half uur een meting gedaan. Met behulp van de automatische registraties kan met behulp van tijdreeksanalyse het effect van de winningen op de diepe en ondiepe grondwaterstanden worden bepaald.
Vooralsnog mag worden geconcludeerd dat het in principe mogelijk is om met tijdreeksanalyse het effect van de winning op de diepe grondwaterstanden vast te stellen. De huidige meetreeksen zijn echter nog relatief kort (tot 31 augustus 2010). Daarbij zijn de onttrekkingsregiems van de winningen nog voldoende onderscheidend zijn ten opzichte van elkaar. Met de huidige dataset is het dan ook nog niet mogelijk om betrouwbare uitspraken te doen over de effectiviteit van de uitgevoerde reductie op de diepe grondwaterstanden.
Voor de ondiepe grondwaterstanden kan voor de huidige metingen geen relatie worden gelegd met de onttrekkingsniveau’s van de winningen.

Het effect van de winning op de diepe grondwaterstanden treedt zeer snel op tot op grote afstand. Dit snelle effect kon met voorgaande tijdreeksanalyse over periode 1955 t/m 2009 op basis van 14-daagse metingen met onttrekkingen op maandbasis niet worden vastgesteld. Het is voor het diepe grondwatersysteem belangrijk gebleken de grondwaterstanden gedetailleerd en nauwkeurig te meten. Temeer omdat de effecten van de winning bij reducties van 1 miljoen/jaar soms wegvallen tegen variaties in de diepe grondwaterstand als gevolg van de verandering van de luchtdruk.
De variaties van de luchtdruk op de diepe grondwaterstanden bedragen op sommige locaties enkele decimeters. Het effect van de luchtdruk is het sterkst nabij “Jagersrust” en het zwakst juist ten noorden en ten oosten van de Groote Meer. Het verminderde effect is een aanwijzing voor een minder sterke weerstand tussen het schijnspiegelsysteem en de diepe grondwaterstand.