De actuele verdamping wordt op verschillende manieren bepaald. Artesia is gevraagd om de ruimtelijke en temporele verschillen tussen drie verschillende bepalingsmethoden in kaart te brengen.
De meest recente methode is gebaseerd op satelliet-metingen. Daarnaast zijn er een aantal veldopstellingen verspreid over het land waarmee de verdamping van een specifieke locatie wordt gemeten (eddy-correlatie metingen). Tenslotte word de verdamping regulier afgeleid van atmosferische parameters op de meteorologische stations van het KNMI. Regionaal worden deze metingen gebruikt in hydrologische modellen, waarin ook de actuele verdamping wordt berekend.
Waterschappen proberen greep te krijgen op de waterbalans van hun beheersgebied. Daarmee kunnen zij de wateraanvoer en waterafvoer beter plannen en sturen. De neerslag en verdamping vormen hierin de belangrijkste posten. Enkele waterschappen in Nederland ontvangen regelmatig satellietbeelden, waarmee op dagbasis inzicht in de actuele verdamping is te krijgen. De vraag is nu wat de nauwkeurigheid is van deze satelliet-gebaseerde schattingen. Daarom worden deze schattingen vergeleken met de beschikbare veldmetingen van de zogenaamde eddy-correlatie methode. Deze metingen bestaan uit een combinatie van sensoren gemonteerd op een meetmast. De metingen zijn op 17 locaties uitgevoerd door het KNMI en uitgewerkt door Alterra.
Omdat tevens onduidelijk is wat de nauwkeurigheid is van de verdampings-schattingen door middel van hydrologische modellen, zijn deze modelwaarden ook vergeleken met de andere schattingsmethoden. Via die weg hopen we ook inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor complementaire inzet (middels data-integratie) van de diverse databronnen. De modellen waarmee de metingen zijn vergeleken zijn het Nederlands Hydrologisch Instrumentarium (NHI), HYDROMEDAH, IBRAHYM en het Brabant Model.
Uit de ruimtelijke vergelijking volgt dat de verschillen tussen de hydrologische modellen onderling beduidend kleiner zijn dan tussen de modellen en de satellietdata. De verschillen tussen satellietdata en de modellen vertonen ruimtelijke samenhang. Er zijn duidelijk verschillende gebieden te onderscheiden die dezelfde afwijkingen vertonen. Het is niet onderzocht welke methode de werkelijkheid het best benadert.
Beleidsmatig gezien is met name de verdampingsreductie in droge perioden van belang. Uit het onderzoek blijkt dat juist voor dit aspect de verschillen het grootst zijn. Zo is aangetoond dat op basis van de satellietdata in juli 2006 in grote delen van Nederland een hogere verdamping wordt berekend dan met het NHI-model. De satelliet-based verdamping komt vaak wel goed overeen met de veldmetingen. Een eddy-correlatie meetpunt waar in de hydrologische modellen veel verdampingsreductie optreedt, is het meetpunt Cabauw (gras). Van deze locatie zijn de reeksen in de figuur links afgebeeld. Om de vergelijking te vergemakkelijken zijn ook maand- en jaarsommen als grafieken opgenomen. De verdampingsreductie zoals die in de modellen wordt bepaald, treedt dus niet op in de eddy-correlatie metingen en de satelliet-based schatting.
Over het algemeen komen de eddy-correlatie metingen goed overeen met de satellietdata, maar er zijn ook afwijkingen, zie de rechter figuur. Het meetpunt met de grootste afwijking, Loobos, bevindt zich bij de Veluwe, waar ook de afwijking tussen de satellietdata en het NHI groot is. Dit kan een aanwijzing zijn dat satellietdata in dit gebied niet goed presteert.
Wanneer het NHI wordt vergeleken met de eddy-correlatie meetpunten valt op dat de meetpunten met akkerbouw in het NHI in het voorjaar minder verdampen, en meer in de zomer. In droge perioden is de verdamping bij gras in het NHI een stuk kleiner dan de eddy-correlatie metingen. Bij naaldbos is de verdamping hoger in het voorjaar dan de eddy-correlatie metingen, terwijl bij loofbos de verdamping in het voorjaar juist significant lager wordt geschat.
Zo zijn de verschillen tussen de resultaten van de schattingsmethoden van de actuele verdamping aanzienlijk. Nu deze goed in kaart zijn gebracht dienen de oorzaken van deze verschillen achterhaald te worden, om uiteindelijk onze modellen en bepalingswijzen te kunnen verbeteren.